Volle eigendom, blote eigendom en vruchtgebruik: wat is het verschil?
-big.png)
Wanneer u te maken krijgt met erfenissen, schenkingen of bepaalde contracten, komt u vaak termen tegen als volle eigendom, blote eigendom en vruchtgebruik.
Het zijn belangrijke begrippen in het Belgisch goederenrecht, maar niet altijd eenvoudig te begrijpen.
In dit artikel leggen we stap voor stap uit wat deze termen betekenen, hoe ze in de praktijk worden toegepast en wat de gevolgen zijn.
Wat is volle eigendom?
Volle eigendom is het meest complete eigendomsrecht dat iemand kan hebben.
Het bestaat uit twee delen:
- Blote eigendom – het recht om eigenaar te zijn van een goed.
- Vruchtgebruik – het recht om het goed te gebruiken en er de vruchten van te genieten.
Wie volle eigenaar is, beschikt dus over zowel de blote eigendom als het vruchtgebruik. Hij of zij kan het goed gebruiken, verhuren, verkopen of schenken.
Voorbeeld:
U koopt een woning en woont er zelf in. U bent volle eigenaar: u mag er wonen, verhuren of verkopen zoals u wenst (behoudens de wet en eventuele contractuele beperkingen).
Wat is blote eigendom?
De blote eigenaar bezit de eigendom van een goed, maar zonder het recht om het te gebruiken of er inkomsten uit te halen.
Het gaat dus om een eigendomsrecht dat (tijdelijk) “uitgekleed” is van het gebruiksrecht.
De blote eigenaar krijgt zijn volledige rechten pas terug wanneer het vruchtgebruik eindigt. Dit gebeurt meestal bij het overlijden van de vruchtgebruiker, maar kan ook op andere manieren eindigen, bijvoorbeeld door afstand, door omzetting of door een rechterlijke beslissing.
Voorbeeld:
Een vader schenkt zijn huis aan zijn dochter, maar behoudt voor zichzelf het vruchtgebruik. De dochter is blote eigenaar: zij is officieel eigenares, maar kan het huis niet zelf bewonen of verhuren zolang haar vader leeft en zijn vruchtgebruik uitoefent.
Wat is vruchtgebruik?
Vruchtgebruik is het recht om een goed te gebruiken en er de vruchten van te trekken, zonder dat men de eigenaar is.
Dit kan betrekking hebben op:
- Onroerend goed: een huis bewonen of verhuren en de huurinkomsten innen.
- Roerende goederen: bijvoorbeeld interesten op een spaarrekening of dividenden van aandelen.
Het vruchtgebruik is altijd tijdelijk. Meestal dooft het uit bij het overlijden van de vruchtgebruiker, maar het kan ook eerder eindigen door afstand, door omzetting of door een rechterlijke beslissing.
Voorbeeld:
Een weduwe erft het vruchtgebruik van het familiehuis, terwijl de kinderen de blote eigendom erven. De weduwe mag er wonen of het huis verhuren zolang ze leeft. Na haar overlijden worden de kinderen volle eigenaar.
Hoe werken deze rechten samen?
Blote eigendom en vruchtgebruik zijn vaak met elkaar verbonden.
- De blote eigenaar is de “toekomstige volle eigenaar”.
- De vruchtgebruiker is degene die tijdelijk de voordelen heeft van het goed.
Bij het einde van het vruchtgebruik smelten beide rechten samen en wordt de blote eigenaar volle eigenaar.
De informatie via evocaat.be verstrekt is geen juridisch advies over specifieke juridische problemen. Evocaat.be is niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor enige schade die veroorzaakt wordt door gebruik van deze informatie. Voor persoonlijk juridisch advies dient u een advocaat te contacteren.